zaterdag 18 februari 2012

Amerikanen zijn arrogante dikkerds op witte gympen

Waar ik tot op heden alleen in de Verenigde Staten kwam om over te stappen op een aansluitende vlucht, heb ik nu het genoegen om er geregeld een tijdje te werken. Een mooie gelegenheid om de cultuur beter te leren kennen en alle vooroordelen (van mezelf en anderen) eens te toetsen op hun waarheidsgehalte.

Een tijdje geleden heb ik bij De Slegte (want ik ben een zuinige Nederlander) een boek van Charles Groenhuijsen gekocht met daarin 87 van zijn columns over het leven in de VS. Dit vormt een mooie leidraad om de culturen te vergelijken en gaandeweg is mijn beeld van de cultuur genuanceerd en mijn waardering ervoor (nog verder) toegenomen.

Laten we voorop stellen: bijna elke vergelijking tussen de twee landen gaat eigenlijk direct mank, onder andere omdat ze zover uit elkaar liggen qua omvang en wordingsgeschiedenis. Nederland heeft een zeer klein oppervlak en is dichtbevolkt met vooral mensen wiens stamboom minimaal tot de tijd van Napoleon te traceren is als puur Nederlands. Veel oorspronkelijke bewoners dus, met een lange historie en een cultuur met diepe, gezamenlijke wortels in o.a. de heerschappij van Karel de Grote, de kerstening, de Middeleeuwen, de Reformatie, de Verlichting en de Industriële Revolutie. Ook hebben we een aardige groep mensen uit de voormalige koloniën (Suriname, Molukken, Indonesië, Antillen) en een groep Turken en Marokkanen die een halve eeuw geleden binnenkwamen om ongeschoold en laagbetaald werk te doen en intussen twee nieuwe generaties op de wereld hebben gezet.

In de  uitgestrekte VS treffen we nauwelijks meer oorspronkelijke bewoners aan, maar vooral nakomelingen van de vroegere kolonisten en hun slaven, aangevuld met een smeltkroes aan immigranten, waaronder talrijke latino's en Aziaten. Jaarlijks komen er veel mensen bij uit allerlei landen en culturen. De gedeelde historie van deze groepen gaat maximaal een krappe 400 jaar terug en in veel gevallen veel korter.

Uit een door oorlog en machtsstrijd gevormd Europees vasteland kwam een Nederland voort met een constitutionele monarchie en allerlei structuren en verbanden om het evenwicht te bewaren. Het beroemde poldermodel is een treffend voorbeeld hiervan. Een verzorgingsstaat met een web aan regels en een alomtegenwoordige overheid. In de Verenigde Staten zijn de oude rechten lang geleden al verslagen door veroveraars, pioniers en kolonisten. Er is een presidentieel systeem, veel vrijheid en beperkte overheidsbemoeienis. Nog altijd staan waarden uit de tijd van de Founding Fathers (zoals leiderschap, initiatief nemen en keihard werken) hoog aangeschreven.

En dan die stereotiepe beelden. Amerikanen zijn te dik. Is gemiddeld genomen zeer waar. Kijk naar hun maaltijden (grote hoeveelheid, lage prijs en calorie-rijke samenstelling) en de uitgestrektheid van hun land (alles met de auto, want wandelen en fietsen is vaak levensgevaarlijk - er is geen infrastructuur voor) en je kan je er iets bij voorstellen. Amerikanen zijn zeer chauvinistisch en overtuigd van het internationale leiderschap en gelijk van hun land. Over het algemeen zeer waar. Schoolkinderen spreken dagelijks een belofte van trouw uit richting de nationale vlag, in geschiedenislessen komt hun land naar voren als leider van de wereld, als "good guy", en de zegen van God is onlosmakelijk verbonden aan "God's own country": "In God we trust". Amerikanen doen vaak nep, het gaat om de buitenkant en schoonheid blijkt vaak plastic. Zo lijkt het wel. Hun hartelijkheid, schijnbare gastvrijheid en vriendelijkheid gaat vaak niet verder dan woorden. Waar voor Nederlanders het "laat uw ja ja zijn, en en uw nee nee" leidend is, daar zijn veel Amerikanen erop gericht om je een goed gevoel te geven met hun woorden. Amerikanen zijn materialistisch en consumenten pur sang. Klopt in veel gevallen ook. Hun cultuur van presteren, uitblinken en upward mobility maakt van geld de grootste prikkel, zowel om het te verdienen als om het uit te geven. En toch... is dit beeld erg eenzijdig.

Vaak is er een keerzijde. De overdaad is wel degelijk ook een uiting van echte gastvrijheid en verregaande service gerichtheid. Als consument word je in de watten gelegd (zolang je maar betaalt). Daarbij zijn "value for money", vriendelijkheid en positiviteit meer regel dan uitzondering. Kom daar maar eens om in een gemiddeld Nederlands restaurant met hoge prijzen, lange wachttijden en onvriendelijke bediening. Het Amerikaanse geloof in hun identiteit bindt ze samen en geeft ze iets om trots op te zijn. De vriendelijkheid die ze tonen geeft wel degelijk een goed gevoel, zowel bij de gever als de ontvanger. De financiële prikkel daagt mensen uit om zelf de schouders eronder te zetten, verantwoordelijkheid te nemen en echt waarde toe te voegen. En als het dan gaat om sociaal gedrag, dan is dat er wel degelijk vanuit oprechte saamhorigheid in de eigen omgeving of het vloeit op een voor ons merkwaardige wijze voort uit de vrije markt. Veel Amerikanen zijn gulle gevers en hebben oog voor hun directe omgeving (in woord én daad). De allerarmsten krijgen (met tegenzin, dat wel) de noodzakelijke, basale medische zorg en de kosten worden verrekend in de tarieven voor de mensen die wél verzekerd zijn en een inkomen hebben. In plaats van zelf te klussen in de avonduren gunnen veel Amerikanen allerlei laaggeschoold werk aan anderen. Die hebben dan werk en zijzelf hebben meer tijd voor hun eigen specialiteit. Geen overheidsbemoeienis in de vorm van belastingvoordelen voor gevers of nivellering van de zorgtarieven.

Dit zijn allemaal dingen waar in Nederland heel zuur over gedaan kan worden, maar ik ben het nog meer gaan waarderen. En achter al die ogenschijnlijke verschillen met mijn eigen cultuur zie ik vooral ook veel overeenkomsten, hetgeen de Cultural Dimensions van Geert Hofstede ook aantoont (vergelijk de scores in de tabel maar eens). De Amerikaanse cultuur maakt me eerder vrolijk dan zuur. Om met Charles Groenhuijsen te spreken: "Verbaasde vrolijkheid is leuker dan verbeten verontwaardiging".